donderdag 13 februari 2014

Van vlees en bloed


“Het is alsof je een stukje vlees in je mond hebt waar je maar op blijft kauwen. Je kunt er zout op doen, op smaak brengen, maar die vieze smaak blijft in je mond.”
De jongen knikt instemmend. “Een stuk uitgekauwd vlees,” antwoordt hij.
Het meisje van de filosofische bespiegeling over het stukje vlees kijkt tevreden. Ze praat luidruchtig, lacht luidruchtig, gebaart om zich heen.
Hij wil een scriptie schrijven over kinderballet in Brazilië, zij legt haar expertise aan de dag.
“Je moet gewoon die slechte ervaringen van je af schudden. Loslaten. Luister, jij gaat gewoon vierentwintig april een eerste versie aan mij laten zien. Dat spreken we af. Spreken we dat af? Dat spreken we af.”
Ze pakt haar notitieboek erbij en begint driftig de door haar gecreëerde deadline te noteren.
De jongen aanschouwt het tafereel.
Ik aanschouw het tafereel.
Het meisje werpt in het uur dat hierop volgt nog vele weerspiegelingen en afspraakmogelijkheden op. Vlak voordat ze weggaan, vraagt ze of de jongen nog even bij haar thuis wil komen ‘chillen’. De jongen zegt dat het hem tot zijn spijt niet uitkomt en stamelt dat hij even een uurtje wil slapen. En dat dat niets met haar te maken heeft.

 
Haar aanwezigheid houdt me al de hele middag bezig. Haar luidruchtigheid haalt wraakzuchtige gedachten bij me naar boven.
Benijd ik stiekem haar ongegeneerdheid en de manier waarop ze zichzelf profileert?
Zou ik een voorbeeld kunnen nemen aan haar stelligheid?
Als ze het café verlaat, keert de rust terug. Ook in mijn hoofd.
Ik geloof dat ik dit meisje niet benijd.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten