maandag 24 februari 2014

Mateloos

De oudere man glimlacht hartelijk naar me. Hij uit zijn vreugde over het lege plekje op het terras en vraagt of ik zijn plek bezet wil houden als hij naar binnen gaat. Hij legt zijn pet op de stoel. Voor de zekerheid. Niet veel later komt de man wederom glimlachend met een groot glas bier aangelopen.
Hij wurmt zich in het rieten stoeltje en kijkt vergenoegd voor zich uit als hij een eerste slok neemt.
Zo ziet genieten er dus uit. Gewoon op een willekeurige maandagmiddag.


Geniet, maar drink met mate. Ineens denk ik aan dit tamelijk dwingende advies van de overheid.
Als kind vroeg ik me altijd af wie Mate was, maar het was kennelijk iemand met wie je af en toe iets moest drinken.
Mate en ik zijn nooit vrienden geworden. Drank en ik wel.
Sinds een aantal weken moet ik mijn paspoort meenemen naar de supermarkt. Ik voel me een junk die moet bewijzen dat ze verantwoordelijk genoeg is om een fles drank mee naar huis te nemen.
De keren dat ik gesommeerd werd mijn legitimatiebewijs tevoorschijn te halen, kleurden mijn wangen rood en begon ik zenuwachtig te giechelen, klaar om door de mand te vallen.
Ik verbaas me over dat gevoel. Het gevoel betrapt te zullen worden zonder dat je iets op je kerfstok hebt.
Ik ervaar het al als ik een politieauto in het vizier krijg. Of bij de ingang van een winkel een bewaker zie staan.
Ben ik dan bang dat er toch diep binnen in mij een rebel schuilgaat? Een gek is nog tot daar aan toe, maar een rebel?
Ik kijk naar de man naast me, vraag of hij mijn plekje bezet wil houden en bestel een groot glas bier. Het is tenslotte maandagmiddag. Verder dan deze gedachte reikt mijn rebellie tot dusver niet.
Drink en geniet nooit met mate.






zondag 23 februari 2014

Het zijn de kleine dingen

De vrouw stapt haar balkon op en klopt een stofdoek uit. Het ziet er routinematig uit.
Als ze zich omdraait om weer terug naar binnen te gaan, bedenkt ze zich.
Ze steekt haar handen in de zakken van haar grote vest en overziet vanaf het balkon het water en de stad. Van routinematigheid is er geen sprake meer. Gretig geeft de vrouw haar ogen de kost. Ze heft haar hand tot boven haar ogen en als een ware kapitein bekijkt ze de dag. Even meen ik een zacht ‘schip ahoy’ te horen.
Het ziet er geruststellend uit. Iemand die de boel overziet.
Ik denk weer aan de kunst van het in-het-nu-zijn.
Is dit waarom het beeld van deze vrouw op haar balkon me zo veilig voorkomt? Een vrouw in het nu?
Ik zie mezelf zitten achter mijn computer. De ramen dicht, af een toe een blik naar buiten werpend, licht apathisch en met een bescheiden kater.
Ik besluit het voorbeeld van mijn nieuwe idool te volgen. Ik zet de ramen open, adem de buitenlucht in en kijk.
Het is bewolkt en grauw, er vliegen wat meeuwen heen en weer, de temperatuur is zacht voor de tijd van het jaar.
Ik mompel zachtjes ‘schip ahoy’ als de rondvaartboot mijn beeld binnen vaart.
Het nu is zo gek nog niet.



donderdag 20 februari 2014

Gij zult niet oordelen

De oude man gaat zitten aan de kop van de lange tafel. Hij bestelt een bockbier.
Zijn geur doet me denken aan oude zolders en ongewassen kleding. Ik duw mijn neus in mijn pas gewassen haar.
De man ordent de kranten die op de lange tafel liggen, stapelt de tijdschriften op, maar neemt geen ervan ter hand. Hij kijkt voor zich uit. Tevreden, dat moet gezegd.
Ik probeer me te concentreren op het computerscherm voor mijn neus, maar raak afgeleid door de indringende geur en zijn constante blik in mijn richting.
De man staat op en komt naast me staan. “Werken jullie ook bij Philips?,” vraagt hij aan mij en de vriendin die naast me zit.
“Ik wacht namelijk op een meisje dat hier altijd zit te werken. Zij werkt bij Philips. Ik houd alvast een plaatsje voor haar bezet.”
Ik zeg dat wij niet bij Philips werken.
De man begeeft zich terug naar zijn plaats. Een uur later is het Philips-meisje nog steeds niet ten tonele verschenen. De man mompelt wat om zich heen. De zolder- en ongewassen kledinggeur is nu vermengd met de geur van bier.
Vlak voordat hij weggaat roept hij de serveerster bij zich. “Als er een knappe jonge blonde vrouw verschijnt die hier gaat zitten werken, wilt u dan zeggen dat ik geprobeerd heb een plaats voor haar vrij te houden?”.
In mijn hoofd maak ik de man uit voor oude viezerik. Ik haal opgelucht adem als hij vertrokken is en ben plaatsvervangend blij voor het Philips-meisje.
Ik schrik van mijn eigen gedachten.
Misschien is de man een eenzame weduwnaar en doet het blonde Philips-meisje hem denken aan zijn vrouw in haar jonge jaren. Of belichaamt het Philips-meisje de kleindochter die hij altijd heeft willen hebben. Of is de man een oud-werknemer van Philips die met een vakgenoot over de huidige stand van zaken in Eindhoven wilde praten.
Of het is toch gewoon een geile oude vent met een indringende lichaamsgeur en beperkte charmes. Die een beetje eenzaam is.






woensdag 19 februari 2014

Achteruit voorwaarts

Twee en een halve week geleden had ik mijn laatste werkdag. 
Die nacht dronk ik me de toekomst in, beter verdoofd dan onthoofd.
Afscheid nemen gaat me nooit goed af.


Vandaag kwam ik een voormalige collega tegen. Bijna vijftig jaar ouder dan ik, maar ook zij
bivakkeerde in de leegte die werkloosheid heet.
Het was niet zozeer het werk dat ze miste, alswel de sociale contacten.
“Ik spreek nooit meer iemand,” verzuchtte ze. “En dan ben je veertig jaar aan het toneel.”
Ik wist niet goed wat te antwoorden.
We besloten iets te drinken samen, zij een biertje, ik een koffie.
Terwijl de koetjes en kalfjes voorbijtrokken, probeerde ik mezelf voor te stellen over vijftig jaar.
Het lukte me niet.

 
Ik denk terug aan die avond twee en een halve week geleden.
Bezopen dwarrelde ik de nacht in, de lege toekomst tegemoet.
De afgelopen maanden kon ik niet verder kijken dan een dag vooruit. Inmiddels weet ik een week te overbruggen in mijn hoofd. Voorlopig laat ik het daar bij. Vijftig jaar vooruit legt me lam.
Ik denk aan een tegeltje dat mijn hele leven aan de muur bij mijn opa en oma prijkte.
Pikerje net, it komt doch oars.
Pieker niet, het gaat toch altijd anders dan je denkt.




maandag 17 februari 2014

Uit zicht


“Dan leer je kijken zonder te zien”, vertelt de oud-NSB’er.
Hij refereert aan een moment waarop hij, vlak na de bevrijding, verscheidene kameraden onder luid gejuich geliquideerd zag worden. “Ik keek richting de galg, maar zag niets.”
Ik vraag me af wanneer ik voor het laatst heb gekeken zonder te zien.

Kun je het vergelijken met wegdromen?
Het moment waarop je zicht vervaagt, maar de beelden in je hoofd verscherpen?
Dat is echter iets waar je in verzandt, wat zich onbewust aan je opdringt.
Echt leren kijken zonder te zien is een kunst.
Ik weet nog niet of ik ‘m meester ben.






zaterdag 15 februari 2014

Onvoorwaardelijk


Het stelletje gaat zitten aan het tafeltje naast dat van ons. De vrouw zit met haar gezicht naar ons toe, de man met zijn rug. Zij glimlacht onophoudelijk.
Als de twee koffie en broodjes besteld hebben, haalt de vrouw een foto uit haar tas.
“Kijk, je kunt de handjes en voetjes al zien. Als je heel goed kijkt.”

 
Ik bedenk me dat er over pak ‘m beet zeven maanden een nieuw mens de wereld in geperst wordt.
Een mens dat voor de rest van zijn of haar leven bij het stelletje aan het tafeltje hoort.
Een mens dat eerst een weerloos wezentje is, dan met handen en voeten leert wat te doen met handen en voeten, groeit, leert, meer leert, zijn of haar weg vindt (of niet) en uiteindelijk weer het leven verlaat.
En als alles gaat zoals het hoort te gaan, bevindt het stelletje aan het tafeltje zich tegen die tijd al lang niet meer onder de levenden.
Ineens komt de ‘circle of life’ me voor als iets volkomen ongeloofwaardigs.
Ik neem een slok koffie en doe een poging weer terug te keren in het nu. Want zo doe je dat tegenwoordig. Niet te ver doordenken.


Er zit een stelletje aan een tafel, er is een baby in een buik en ik drink koffie.






 

donderdag 13 februari 2014

Van vlees en bloed


“Het is alsof je een stukje vlees in je mond hebt waar je maar op blijft kauwen. Je kunt er zout op doen, op smaak brengen, maar die vieze smaak blijft in je mond.”
De jongen knikt instemmend. “Een stuk uitgekauwd vlees,” antwoordt hij.
Het meisje van de filosofische bespiegeling over het stukje vlees kijkt tevreden. Ze praat luidruchtig, lacht luidruchtig, gebaart om zich heen.
Hij wil een scriptie schrijven over kinderballet in Brazilië, zij legt haar expertise aan de dag.
“Je moet gewoon die slechte ervaringen van je af schudden. Loslaten. Luister, jij gaat gewoon vierentwintig april een eerste versie aan mij laten zien. Dat spreken we af. Spreken we dat af? Dat spreken we af.”
Ze pakt haar notitieboek erbij en begint driftig de door haar gecreëerde deadline te noteren.
De jongen aanschouwt het tafereel.
Ik aanschouw het tafereel.
Het meisje werpt in het uur dat hierop volgt nog vele weerspiegelingen en afspraakmogelijkheden op. Vlak voordat ze weggaan, vraagt ze of de jongen nog even bij haar thuis wil komen ‘chillen’. De jongen zegt dat het hem tot zijn spijt niet uitkomt en stamelt dat hij even een uurtje wil slapen. En dat dat niets met haar te maken heeft.

 
Haar aanwezigheid houdt me al de hele middag bezig. Haar luidruchtigheid haalt wraakzuchtige gedachten bij me naar boven.
Benijd ik stiekem haar ongegeneerdheid en de manier waarop ze zichzelf profileert?
Zou ik een voorbeeld kunnen nemen aan haar stelligheid?
Als ze het café verlaat, keert de rust terug. Ook in mijn hoofd.
Ik geloof dat ik dit meisje niet benijd.






woensdag 12 februari 2014

Het moeras


Tijdens één van de vele nachtelijke uren zappen, verzand ik wederom in een documentaire over mensen met ‘bijzondere’ gewoonten.
Zo is er een vrouw die – tot grote ergernis van haar vriend - als insectenfetisjist door het leven gaat. Haar grootste hobby is het aankleden van dode insecten, waarbij de desbetreffende kever of kakkerlak moet doorgaan voor een bekende filmster.
Net als ik door wil zappen, verschijnt er een man in beeld die met zijn hond aan het stoeien is.
Het ziet er aandoenlijk uit, het grote lichaam van de man innig verstrengeld met het grote hondenlijf.
In het volgende shot ligt de man uit te hijgen in de hondenmand. Zijn eigen hondenmand, want de hond in kwestie ligt ernaast in een andere mand. Op handen en voeten kruipt de man vervolgens naar zijn vriendin en draagt haar op hem te aaien. Hij vlijt zich tegen haar benen, zij aait hem plichtmatig over zijn hoofd. De man zegt graag dominant te zijn, maar soms ook de behoefte te hebben als puppy behandeld te worden.
In weer een volgend shot zien we de man een blik hondenvoer open trekken. De inhoud wordt verdeeld over twee eetbakken, waar hond en mens zich vervolgens achter nestelen.
De man schrokt het voer naar binnen, terwijl zijn tweejarige dochtertje het schouwspel bewondert.
De vriendin klaagt ondertussen dat de geur van het hondenvoer hun seksleven in de weg zit.
“Hij negeert zijn menselijke verantwoordelijkheden”, verzucht de vrouw geïrriteerd.

 
Ik zet de tv uit. Dagelijks waad ik door een moeras van keuzemogelijkheden. Het is verademend om steeds beter te weten wat ik niet wil.




dinsdag 11 februari 2014

Zinsbegoochelingen


Ik zag vandaag een actrice wandelen. Vrij snel nadat ik haar meende te herkennen, realiseerde ik me dat deze actrice al twee jaar niet meer leeft. Ze is niet meer ‘onder ons’, zoals men dat dan zegt. Ik had een glimp opgevangen van een dode. Misschien was het alleen de haardracht of de manier waarop ze liep, misschien een combinatie daarvan. Het gebeurt me vaker: een kortstondig moment van herkenning, dan schrik en de realisatie dat de persoon in kwestie niet meer leeft.
De dood leeft in de verbeelding.


Een tijd geleden droomde ik over mijn oom. Mijn oom is ook dood.
Hij stierf toen hij negenentwintig was, ik was toen zeven. Ik ontmoette mijn oom in de tuin van mijn ouders. Ik zag hem zitten, herkende hem meteen, al was hij beduidend ouder geworden. De dood had hem er niet van weerhouden er uit te zien als iemand van vijftig.
Hij stootte een voor mij onbekende vrouw naast hem aan en zei: “Is dat ‘r?”.
Ik kwam dichterbij en stamelde iets over hoe bijzonder het was elkaar na zo’n tijd weer te treffen.


De dood leeft in de verbeelding. En wie weet te verbeelden, leeft.












donderdag 6 februari 2014

Weerloos


Vandaag is Geert begraven. Te grazen genomen door zijn eigen lichaam.  
Geert liet de zon schijnen. Vandaag in letterlijke zin, alle andere dagen figuurlijk.  

De willekeur die dood heet doet me peinzen over de zin van het leven. Over de wreedheden waar een ieder – verdiend of niet verdiend - aan ten prooi valt. Over hoe invulling te geven aan die 365 dagen per jaar. Over wat je hoopt achter te laten als je sterft.

Om de gedachten te verdrijven zet ik de tv aan. Ik stuit op een programma over crèches voor volwassen baby’s, een nieuwe hype in Groot-Brittannië.
In beeld verschijnen volwassen mannen en vrouwen in babykledij. Speen in de mond, luier om de kont. Andere volwassen mannen en vrouwen fungeren als hun papa’s en mama’s.
Een groot harig lichaam kirt als het wordt verschoond. Een dertiger roept haar ‘papa’ in de supermarkt terwijl ze in het rond springt tussen de zakken chips.
Volgens de fetisjisten in kwestie heeft het met erotiek of seksualiteit niets te maken. Het is het terug verlangen naar de onbezonnenheid en veiligheid van de kindertijd. Het is ontsnappen aan de werkelijkheid.

Met open mond aanschouw ik het tafereel.

De dood is gek, maar de mens nog veel gekker.

Ik geloof dat ik nog liever door de dood aan de werkelijkheid wordt onttrokken, dan dat ik met een volgeplaste luier en een speen met blokken moet spelen.



 

dinsdag 4 februari 2014

Alles onder controle


Het meisje kijkt naar de zwart omrande teksten in de krant en begint geconcentreerd de advertentie van haar opa voor te lezen. De geboortedatum komt voorbij, bekende namen (bij het lezen van haar eigen naam een opgetogen blik naar haar moeder) en de details omtrent de uitvaart.

“Vanaf 12:00 is er gelegenheid tot controleren, om 14:00 begint de dienst in het nabijgelegen uitvaartcentrum”. Tevreden legt ze de krant weer weg en gaat verder met haar knutselwerk.

Controleren of condoleren. Het verschil in letters is miniem.

Ik stel me voor hoe de nabestaanden de pols van de overledene vastpakken. En daarna de naaste familie tegemoet treden met een trefzeker: “Gecontroleerd”.