In de afgelopen maanden ben ik twee keer een week op vakantie gegaan. Eenmaal beland op de tijdelijke nieuwe plek, leek alles lichter dan ooit tevoren.
En ook de keren dat de vlucht uit de werkelijkheid van alledag maar twee dagen betrof, overviel me dit gevoel van vrijheid.
Waarom brengt het even weggaan uit de vertrouwde omgeving dit doorgaans teweeg?
Is het gewoon het oeroude principe ‘verandering van spijs doet eten’?
Weggaan lijkt gelijk te staan aan een vrijbrief om alle dagelijkse beslommeringen on hold te zetten. In het tijdelijke oord bestaat geen toekomst. Niemand kent je. De dagen strekken zich uit, net als de vakantieganger zelf.
Momenteel strekken mijn dagen zich ook uit, maar van het onbezorgde vakantiegevoel is er geen sprake. De toekomst hijgt in mijn nek.
Onlangs zag ik op tv een man die er geheel zijn eigen
ritme op nahield. Werken deed hij niet, hij was immers gezonden door God en
hoefde enkel ‘te zijn’.
Het fenomeen vakantie was hem vreemd. In een gewaad liep
hij zijn dagelijkse tocht langs weilanden en liet de dag op zich inwerken.
Toen de presentator aan de man vroeg wat zijn nogal
opmerkelijke levensstijl hem zoal bracht, antwoordde hij:
“Ik leef in het nu. Ik ben hier.
En als ik morgen daar ben, dan ben ik niet meer hier.
(…) Het nu schuift steeds naar voren toe en zo reizen wij
mensen mee met de tijd.”
De boodschap was wat curieus, maar ik ga mijn gewaad maar
eens strijken. Tijdreizen is helemaal 2014. Ik begin morgen. Of nu.