dinsdag 26 augustus 2014

Het glas is (half)vol

De jongen naast me in de trein ziet er slaperig uit. Met fris gewassen haren eet hij duidelijk met tegenzin een boterham. Het tweede broodje in het boterhamzakje verdwijnt weer in zijn tas.
Als ik even later naar hem kijk, heeft hij rode ogen. Hij drinkt water, ik vermoed dat hij zich verslikt heeft.
Dan pakt hij zijn telefoon. Belt.
“Goedemorgen, hoe is het?”.
Ik onderdruk mijn eerste neiging tot irritatie over het schaamteloze volume waarmee hij het gesprek opent.
“Met mij? Beter, beter. Maar nog steeds erg verdrietig.”
De persoon aan de andere kant van de lijn blijkt slechthorend, want de jongen voelt zich genoodzaakt om nogmaals zijn laatste zin te herhalen.
Nog steeds erg verdrietig.
Het blijft even stil. De jongen gaat verder.
“Ik kan me niet heugen dat ik ooit zó verdrietig geweest ben.”
Ook deze zin herhaalt hij drie keer, oplopend in volume.
“Het is niet dat ik denk dat ik niet leuk genoeg ben, maar af en toe word je er wel een beetje moedeloos van.”
Opnieuw blijft het stil. Lang stil.
“Da’s lief. Ik probeer vanavond mee te eten thuis. Heel erg bedankt. Joe.”
Deze jongen is verdrietig. Verdrietig in een volle treincoupé.
Ik vind het wel wat hebben, deze schaamteloze eerlijkheid in het bijzijn van pak ‘m beet vijftien volslagen vreemden.
Even voel ik de drang om een groepsgesprek te beginnen. De groep heet ‘Hart onder de riem’. Een treinpraatgroep over de zinloosheid van het leven.
Hoeveel van de aspirant-leden in de coupé zouden er nu ook verdrietig zijn? Hoeveel zouden er vannacht hebben wakker gelegen omdat ze over de zin van het leven nadachten?
Eén ding weet ik inmiddels wel: een boom opzetten over de eventuele zinloosheid des levens, wordt doorgaans niet gewaardeerd. Wees eerlijk over je gevoelens, maar met mate.
Sommige dingen benoem je niet. Dat weet iedereen.

 
Praten over zinloosheid ís misschien ook wel zinloos.
Als er geen zin was, zou niemand immers nog een vin verroeren.
De wereld zou instorten, scholen zouden sluiten, bedrijven zouden ten onder gaan, mensen zouden zich in huis opsluiten en geduldig wachten op de man met de zeis.
Er moet dus zin zijn. Ergens. Verdrietige jongens zitten levend en wel in treinen.
De wereld draait nog.
Al draait ‘ie de afgelopen maanden met behoorlijk wat haperingen.
Mensen sterven weer wat af deze dagen. Soms met een lange aanloop, soms volkomen onverwacht. De dood grijpt weer meedogenloos om zich heen.
Lucebert verwoordde het ooit zo treffend: alles van waarde is weerloos. En dat is mooi waardeloos.
Temeer omdat er zoveel van waarde is.
Echt.
Denk ik.