Dit was onmiskenbaar een groep. Een groep met een doel. De saamhorigheid droop er vanaf. Al was het maar omwille van de koptelefoonparade die ze met elkaar vormden.
Vooral een man in een rood t-shirt trok mijn aandacht. Volkomen van de wereld, maar vol overgave danste de man het plein over.
Ik mompelde iets over het wilde dier met het rode t-shirt, waarop de vrouw voor mij zich omdraaide en zei dat dit haar broer betrof. Ik wilde sterven en lachen tegelijk.
Nu was dat sowieso de gemoedstoestand die zich van mij meester maakte tijdens het schouwspel.
Na de dansmarathon vormde de groep een kring, hand in hand werd er gejoeld en blijmoedig huppelde men elkaar tegemoet.
Omhelzingen volgden. Deze mensen waren Heel Erg Samen.
En sec gezien is dat natuurlijk prachtig. Er was geen schaamte te bekennen, men zocht elkaar op en vierde het leven.
Met de minuut werd ik chagrijniger. Ik haatte mezelf erom. Waarom maakte zoveel blijmoedigheid om me heen me boos? Was het jaloezie? Ik voelde geen enkele drang me bij de groep te voegen.
Misschien was het de schaamteloosheid die me het meeste trof.
Ik schaam me vrijwel altijd. En volgens mijn gekkendokter is schaamte iets moois. De schaamteloosheid van de dansende menigte confronteerde me met mijn eigen schaamtevolheid.
Maar om nou te zeggen dat ik die uitbundige openbare schaamteloosheid op het plein als mooi zou omschrijven? Nee.
Ik ga vanavond maar eens een chagrijnig dansje wagen met mijn koptelefoon op. In mijn kamer. Alleen. Met de deur op slot. En dan ben ik Heel Erg Samen met mezelf. Dat is al heel wat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten